Overslaan en naar de inhoud gaan
MijnBEW

Motorvoertuigen

Iedereen die wil starten met het onderhoud of het herstellen van motorvoertuigen of met een detailhandel in gebruikte motorvoertuigen moet de beroepsbekwaamheid bewijzen.

  • U moet u dan inschrijven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). De inschrijving gebeurt via een erkend ondernemingsloket. Concreet onderzoekt dat loket of u over voldoende beroepsbekwaamheid beschikt om dat beroep uit te oefenen.

  • Dan moet u ook uw intersectorale beroepsbekwaamheid bewijzen.

  • In dat geval moet u ook uw  intersectorale en sectorale beroepsbekwaamheid aantonen.
     

U kunt uw inschrijving bij de Kruispuntbank van Ondernemingen ook wijzigen via een ondernemingsloket.

Wie moet de sectorale beroepsbekwaamheid bewijzen?

Indien de onderneming een natuurlijke persoon is

Het is bij voorkeur de toekomstige bedrijfsleider die zijn beroepsbekwaamheid moet aantonen. Als dat niet mogelijk is, kan een van volgende personen de beroepsbekwaamheid in zijn/haar plaats bewijzen:

  • de echtgenoot of echtgenote 
  • de wettelijk samenwonende partner 
  • de partner met wie hij/zij sinds minstens zes maand samenwoont 
  • een personeelslid met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur 
  • een zelfstandige helper, die met het zelfstandige ondernemingshoofd verwant is in de eerste, tweede of derde graad en die een verklaring voorlegt van een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen waaruit blijkt hij/zij zelfstandige helper is van het betrokken ondernemingshoofd.

Indien de onderneming een rechtspersoon (vennootschap) is

De persoon die zijn beroepsbekwaamheid moet aantonen is de natuurlijke persoon die het dagelijkse technische beheer van de gereglementeerde activiteiten zal uitoefenen:

  • als orgaan van de rechtspersoon: de zaakvoerder in een besloten vennootschap, een bestuurder of de afgevaardigd bestuurder in een nv, een bestuurder, een bedrijfsleider, een beherend vennoot, …; of
  • als personeelslid met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.

Opmerking

De onderneming voldoet aan de eisen zolang de persoon die beroepsbekwaamheid heeft aangetoond, actief is binnen het bedrijf. Wanneer die persoon de onderneming verlaat, moet de onderneming haar situatie binnen de 6 maanden na dat vertrek regulariseren bij een ondernemingsloket.

Uitzondering

Het bewijs van de beroepsbekwaamheid is niet nodig voor volgende activiteiten:

  • activiteiten met betrekking tot de rijwielen die als speelgoed moeten worden beschouwd,
  • activiteiten met betrekking tot motorvoertuigen die sinds ten minste 25 jaar in gebruik zijn genomen en die vrijgesteld zijn van sommige bepalingen op het gebied van de technische controle, dit in overeenstemming met de bepalingen van het algemene reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen,
  • de verkoop van voertuigonderdelen en -toebehoren zonder montage die de werking van het voertuig rechtstreeks beïnvloedt,
  • de werken die noodzakelijk zijn bij het takelen, bergen of de hulpverlening onderweg of ten huize van de klant,
  • de volgende onderhoudswerkzaamheden:
    • het monteren van de banden, het omwisselen van de wielen en het vervangen van de velgen,
    • het vervangen van ruiten of ruitenwissers,
    • het reinigen,
    • het plaatsen of vervangen van brandblusapparaten.

Hoe de beroepsbekwaamheid bewijzen?

De beroepsbekwaamheid kunnen op drie manieren bewezen worden:

  • een akte. Het koninklijk besluit van 21/12/2006 bepaalt welke akten in aanmerking komen.1
    Voor akten die u niet onmiddellijk terugvindt, kunt u de diplo-databank raadplegen ;
  • voldoende praktijkervaring: u moet binnen de laatste vijftien jaar een praktijk bewijzen van:
    • drie jaar indien u zelfstandige in hoofdberoep was of voltijds en effectief als werknemer werkte,
    • vijf jaar indien u zelfstandige in bijberoep was of deeltijds als werknemer werkte ;
  • wie geen geldig diploma of onvoldoende praktijkervaring heeft kan een examen afleggen bij de Centrale Examencommissie. Het examen handelt over de beroepsbekwaamheid vastgelegd in het KB van 21/12/2006.2

1 artikel 7 betreffende de intersectorale beroepsbekwaamheid voor motorvoertuigen, artikel 13 betreffende de sectorale beroepsbekwaamheid voor motorvoertuigen met een maximale massa tot 3,5 ton, artikel 15 betreffende de sectorale beroepsbekwaamheid voor de motorvoertuigen met een massa van meer dan 3,5 ton.

2 artikel 5 betreffende  de intersectorale beroepsbekwaamheid voor motorvoertuigen, artikel12 betreffende de sectorale beroepsbekwaamheid voor motorvoertuigen met een maximale massa tot 3,5 ton, artikel 14 betreffende de sectorale beroepsbekwaamheid voor de motorvoertuigen met een massa van meer dan 3,5 ton.

Vrijstelling voor enkele ondernemingen

Enkele ondernemingen moeten de beroepsbekwaamheid niet bewijzen:

  • de ondernemingen die geen kleine of middelgrote ondernemingen zijn in de zin van de kmo-programmawet van 10/02/1998,
  • verenigingen en stichtingen, 
  • de ondernemingen die ingeschreven waren als handels- of ambachtsonderneming op het moment van het in voege treden van de reglementering (deze datum verschilt van activiteit tot activiteit),
  • de overnemer van bestaande ondernemingen (gedurende één jaar),
  • de overlevende echtgenoot van een overleden ondernemingshoofd,
  • de overlevende wettelijke samenwonende van een overleden ondernemingshoofd,
  • de overlevende partner van een overleden ondernemingshoofd die minstens zes maanden samenwoonde met dat overleden ondernemingshoofd,
  • de kinderen van het overleden ondernemingshoofd gedurende een periode van drie jaar,
  • ingeval van een vennootschap en voor zover hij/zij benoemd is tot verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur:
    • de overlevende echtgenoot van de overleden verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur,
    • de overlevende wettelijk samenwonende van de overleden verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur,
    • de overlevende partner van de overleden verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur voor zover hij er sinds minstens zes maanden mee samenwoonde.

Onderdanen van een lidstaat

Onderdanen van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (Europese Unie + Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) of Zwitserland kunnen hun in die landen behaalde beroepsbekwaamheid bovendien bewijzen met toepassing van de rechten die hun worden verleend in het kader van de Europese Richtlijn 2005/36 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties zoals omgezet door het koninklijk besluit van 17/8/2007. 

Terug naar boven