Overslaan en naar de inhoud gaan
MijnBEW

Toelating tot arbeid: nieuwe procedure

In de volgende gevallen wordt u uitgenodigd contact op te nemen met de vreemdelingendienst van uw gemeente om een verblijfsdocument te verkrijgen met daarop de toegang tot de arbeidsmarkt.

Personen die door hun verblijfssituatie in België mogen werken zonder toelating tot arbeid:

  • de onderdanen van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte evenals de onderdanen van de Zwitserse Bondsstaat
  • de buitenlandse onderdanen die in het bezit zijn van een van de documenten waarin het koninklijk besluit van 30 oktober 1991 betreffende de documenten voor het verblijf in België van bepaalde vreemdelingen voorziet voor de uitoefening van functies die recht geven op het verkrijgen van deze documenten
  • de echtgenoot en de kinderen jonger dan 18 jaar van de onderdanen bedoeld in het vorige punt als laatstgenoemden onderdanen zijn van landen die een wederkerigheidsovereenkomst gesloten hebben met België en, volgens de bepalingen van deze wederkerigheidsovereenkomst,
  • enkel in het kader van hun leercontract of hun alternerende opleiding, de onderdanen van derde landen die als leerling in dienst genomen vóór de leeftijd van 18 jaar in het kader van een leerovereenkomst of een overeenkomst inzake alternerend leren erkend door de overheid die daartoe de bevoegdheid heeft
  • de in België erkende vluchtelingen
  • enkel in het kader van de stage, de buitenlandse onderdanen die als student in België verplichte stages lopen voor de behoeften van hun in België gevolgde studies, in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of in de Zwitserse Bondsstaat
  • de buitenlandse onderdanen, houder van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister, tijdelijk verblijf, conform het model in bijlage 6 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, voor zover de houders van dit document tot een van de volgende categorieën behoort:
    1. de leerlingen, die in dienst genomen zijn in het kader van een leerovereenkomst of een overeenkomst voor alternerend leren, erkend door de overheid die daartoe de bevoegdheid heeft, uitsluitend voor de arbeidsprestaties in het kader van hun leerovereenkomst of hun overeenkomst voor alternerend leren;
    2. de personen voor wie het verblijf is toegestaan voor studiedoeleinden in België, die ingeschreven zijn in een onderwijsinstelling in België, uitsluitend voor de arbeidsprestaties tijdens de schoolvakanties of buiten de schoolvakanties, voor zover hun tewerkstelling twintig uur per week niet overschrijdt en deze verenigbaar is met hun studies;
    3. de begunstigden van een internationaal akkoord "vakantie-werk" dat België bindt, binnen de perken van dit akkoord;
    4. de personen die tot een verblijf gemachtigd werden in toepassing van de artikelen 9, 9bis, 9ter en 13 van de wet van 15 december 1980;
    5. de personen die erkend zijn voor de subsidiaire beschermingsstatus gedurende de periode tijdens dewelke hun verblijf beperkt is;
    6. de personen die gemachtigd werden te verblijven als begunstigden van de tijdelijke bescherming bedoeld in artikel 57/29 van de wet van 15 december 1980 door de minister die de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheden heeft of door diens gemachtigde;
    7. de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV) bedoeld in artikel 61/14 van de voornoemde wet van 15 december 1980 in het geval de erkende duurzame oplossing een verblijf conform artikel 61/20 van dezelfde wet is;
    8. de personen die een definitieve gunstige beslissing hebben verkregen betreffende een verblijfsrecht op basis van artikel 10 of artikel 10bis van de voornoemde wet van 15 december 1980, met uitzondering van de familieleden van een student;
    9. de personen die gemachtigd werden te verblijven, in het kader van de maatregelen in de strijd tegen mensenhandel;
    10. de echtgenoot en de kinderen die in het bezit zijn van een van de documenten waarin het koninklijk besluit van 30 oktober 1991 betreffende de documenten voor het verblijf in België van bepaalde vreemdelingen voorziet voor de uitoefening van functies die recht geven op het verkrijgen van deze documenten
  • de buitenlandse onderdanen houders van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister van onbepaalde duur overeenkomstig het model in bijlage 6 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981
  • de buitenlandse onderdanen houders van een identiteitskaart voor vreemdeling, conform bijlage 7 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981
  • de buitenlandse onderdanen houders van een verblijfsvergunning "EG-langdurig ingezetene" die door België is afgegeven, conform bijlage 7bis van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981
  • de buitenlandse onderdanen houders van een "verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie", conform bijlage 9 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981.
  • de buitenlandse onderdanen houders van een "duurzame verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie", conform bijlage 9bis van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981.
  • de buitenlandse onderdanen die het recht op verblijf inroepen op basis van artikel 40bis of 40ter van de wet van 15 december 1980 die tijdens de periode van onderzoek van de aanvraag tot erkenning van het recht op verblijf in het bezit zijn van een document conform het model opgenomen als bijlage 19ter van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981
  • de buitenlandse onderdanen, echtgenoten van Belgen of onderdanen van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, die in het bezit zijn van een document conform het model opgenomen als bijlage 15 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 als grensarbeider, zolang deze personen in de Staat waar zij verblijven over een recht op of een machtiging tot verblijf beschikken van meer dan 90 dagen
  • de buitenlandse onderdanen, houders van een attest van immatriculatie, model A, conform bijlage 4 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, voor zover de houders van dit document behoort tot één van de volgende categorieën:
  1. de personen die het voorrecht van een recht op verblijf inroepen op basis van artikel 10 of 10bis van de wet van 15 december 1980, tijdens de periode van onderzoek van de aanvraag tot erkenning van het verblijfsrecht, met uitzondering van familieleden van een student;
  2. de personen die, in het kader van de strijd tegen de mensenhandel een verblijfsvergunning van minstens 90 dagen hebben ontvangen;
  3. de verzoekers om internationale bescherming (asielzoekers) die, vier maanden na hun verzoek om internationale bescherming te hebben ingediend, nog geen betekening hebben ontvangen van de beslissing van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen tot afwijzing van het verzoek, en dit tot de definitieve beslissing in het kader van een verzoek om internationale bescherming, zoals bedoeld in artikel 1, §1, 19°, van de wet van 15 december 1980;
  • in geval van beroep ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en totdat een beslissing wordt betekend door deze laatste, de buitenlandse onderdanen, houders van een geldig document overeenkomstig het model opgenomen als bijlage 35 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, voor zover de houder van dit document een persoon is die tot één van de volgende categorieën behoort:
  1. de personen die het voordeel inroepen van een recht op verblijf op grond van artikel 40bis of 40ter van de wet van 15 december 1980; 
  2. de personen die het voordeel inroepen van een recht op verblijf op grond van artikel 10 of 10bis van de voornoemde wet, met uitzondering van familieleden van een student; 
  3. de verzoekers om internationale bescherming (asielzoekers) die, vier maanden na hun verzoek om internationale bescherming te hebben ingediend, nog geen betekening hebben ontvangen van de beslissing van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen tot afwijzing van het verzoek, en dit tot de definitieve beslissing in het kader van een verzoek om internationale bescherming, zoals bedoeld in artikel 1, §1, 19°, van de wet van 15 december 1980;
  • de buitenlandse onderdanen die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in de artikelen 4 en 7 tot 19 van het besluit van 2 september 2018 maar die, tijdelijk, in bezit zijn van een document overeenkomstig bijlage 15 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 tijdens de periode waarin zij in afwachting zijn van de afgifte van het verblijfsdocument

Koninklijk besluit van 2 september 2018 houdende de uitvoering van de wet van 9 mei 2018 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse onderdanen die zich in een specifieke verblijfssituatie bevinden

Gegevens van de Dienst Vreemdelingenzaken

02/488.80.00 (ma di woe en vrijdag van 9u30 tot 12u en van 14u tot 15u, donderdag van 14u tot 16u) 

infodesk@ibz.fgov.be

https://dofi.ibz.be/nl

Gegevens van de FOD Werkgelegenheid 

informatie@werk.belgie.be

 

Regelgeving

Meer
Terug naar boven