Overslaan en naar de inhoud gaan
MijnBEW

Lijst van verblijfssituaties die aanleiding geven tot een vrijstelling

In de volgende gevallen wordt u uitgenodigd contact op te nemen met de vreemdelingendienst van uw gemeente om een verblijfsdocument te verkrijgen met daarop de toegang tot de arbeidsmarkt.

Personen die door hun verblijfssituatie in België mogen werken zonder toelating tot arbeid:

  • de onderdanen van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte evenals de onderdanen van de Zwitserse Bondsstaat
  • de buitenlandse onderdanen bedoeld in artikel 47/5 van de wet van 15 december 1980, die tot een van de volgende categorieën behoren:  
    1. de personen die een aanvraag kunnen indienen voor een status van begunstigde van het terugtrekkingsakkoord, gedurende de aanvraagperiode bedoeld in artikel 47/5 van de wet van 15 december 1980
    2. de personen die een aanvraag hebben ingediend voor een status van begunstigde van het terugtrekkingsakkoord
    3. de personen die een status van begunstigde van het terugtrekkingsakkoord of een wijziging van deze status hebben verkregen
  • de buitenlandse onderdanen die in het bezit zijn van een van de documenten waarin het koninklijk besluit van 30 oktober 1991 betreffende de documenten voor het verblijf in België van bepaalde vreemdelingen voorziet voor de uitoefening van functies die recht geven op het verkrijgen van deze documenten
  • de echtgenoot en de kinderen jonger dan 18 jaar van de onderdanen bedoeld in het vorige punt als laatstgenoemden onderdanen zijn van landen die een wederkerigheidsovereenkomst gesloten hebben met België, met inachtneming van de bepalingen van die wederkerigheidsovereenkomst
  • enkel in het kader van hun leercontract of hun alternerende opleiding, de onderdanen van derde landen die als leerling in dienst genomen zijn vóór de leeftijd van 18 jaar in het kader van een leerovereenkomst of een overeenkomst inzake alternerend leren erkend door de overheid die daartoe de bevoegdheid heeft
  • de in België erkende vluchtelingen
  • enkel in het kader van de stage, de buitenlandse onderdanen die als student in België verplichte stages lopen voor de behoeften van de studies die ze volgen in België, in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of in de Zwitserse Bondsstaat
  • de buitenlandse onderdanen die houder zijn van een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister, tijdelijk verblijf, conform het model in bijlage 6 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, voor zover dit document in bezit is van een persoon die tot een van de volgende categorieën behoort:
    1. de leerlingen, die in dienst genomen zijn in het kader van een leerovereenkomst of een overeenkomst voor alternerend leren, erkend door de overheid die daartoe de bevoegdheid heeft, uitsluitend voor de arbeidsprestaties in het kader van hun leerovereenkomst of hun overeenkomst voor alternerend leren
    2. de personen voor wie het verblijf is toegestaan in de hoedanigheid van student, uitsluitend voor arbeidsprestaties tijdens de schoolvakanties en voor arbeidsprestaties die twintig uur per week niet overschrijden, voor zover ze verenigbaar zijn met hun studies 
    3. de begunstigden van een internationaal akkoord “vakantie-werk” dat België bindt, binnen de grenzen van dit akkoord
    4. de personen die tot een verblijf gemachtigd werden in toepassing van artikelen 9, 9bis, 9ter en 13 van de wet van 15 december 1980
    5. de begunstigden van de subsidiaire beschermingsstatus, gedurende de periode tijdens dewelke hun verblijf beperkt is
    6. de personen die gemachtigd werden te verblijven als begunstigden van de tijdelijke bescherming bedoeld in artikel 57/29 van de wet van 15 december 1980, alsook de personen die gemachtigd werden te verblijven in toepassing van artikel 57/34 van dezelfde wet, door de minister die de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen onder zijn bevoegdheden heeft of door diens gemachtigde
    7. de niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV’s) bedoeld in artikel 61/14 van de voornoemde wet van 15 december 1980 in het geval de erkende duurzame oplossing een verblijf conform artikel 61/20 van dezelfde wet is
    8. de personen die een definitieve gunstige beslissing hebben verkregen betreffende een verblijfsrecht op basis van artikel 10 of artikel 10bis van de voornoemde wet van 15 december 1980, met uitzondering van de familieleden van een student
    9. de personen die gemachtigd werden te verblijven, in het kader van de maatregelen in de strijd tegen mensenhandel
    10. de echtgenoot en de kinderen van de onderdanen die in het bezit zijn van een van de documenten waarin het koninklijk besluit van 30 oktober 1991 betreffende de documenten voor het verblijf in België van bepaalde vreemdelingen voorziet voor de uitoefening van functies die recht geven op het verkrijgen van deze documenten
    11. de personen voor wie, na de voltooiing van hun studies, het verblijf is toegestaan gedurende maximum twaalf maanden in toepassing van artikel 61/1/9 of 61/1/15 van de wet van 15 december 1980
    12. de personen voor wie, na de voltooiing van hun onderzoek, het verblijf is toegestaan gedurende maximaal twaalf maanden in toepassing van artikel 61/13/12 of 61/13/15 van de wet van 15 december 1980
  • de buitenlandse onderdanen die in het kader van mobiliteit door een andere lidstaat van de Europese Unie werden gemachtigd tot een verblijf in de hoedanigheid van student en voor wie het verblijf in België is toegestaan in de hoedanigheid van student (op basis van artikel 61/1/6 van de wet van 15 december 1980), uitsluitend voor arbeidsprestaties tijdens de schoolvakanties en voor arbeidsprestaties die twintig uur per week niet overschrijden, voor zover ze verenigbaar zijn met hun studies 
  • de buitenlandse onderdanen die door een andere lidstaat van de Europese Unie werden gemachtigd tot een verblijf in de hoedanigheid van gezinslid van een onderzoeker en die worden toegelaten op het grondgebied van België (op basis van artikel 61/13/5, § 3 van de wet van 15 december 1980), voor een verblijf van ten hoogste 180 dagen over een periode van 365 dagen, om zich bij het gezinslid te vervoegen dat in het kader van een kortetermijnmobiliteit in België verblijft
  • de buitenlandse onderdanen die houder zijn van een verblijfsdocument waaruit een verblijf voor onbepaalde duur blijkt, conform het model in bijlage 6 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981
  • de buitenlandse onderdanen die houder zijn van een verblijfsdocument waaruit de vestiging blijkt, conform het model in bijlage 7 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981
  • de buitenlandse onderdanen die houder zijn van een verblijfsdocument waaruit de status van “EU-langdurig ingezetene” blijkt, conform bijlage 7bis van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981
  • de buitenlandse onderdanen die houder zijn van een verblijfskaart van familielid van een burger van de Europese Unie - “Art. 10, RL 2004/38/EG”, conform bijlage 9 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981
  • de buitenlandse onderdanen die houder zijn van een duurzame verblijfskaart van familielid van een burger van de Europese Unie - “Art. 20, RL 2004/38/EG”, conform bijlage 9bis van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981
  • de buitenlandse onderdanen die het recht op verblijf inroepen op basis van artikel 40bis of 40ter van de wet van 15 december 1980, die tijdens de periode van onderzoek van de aanvraag tot erkenning van het recht op verblijf in het bezit zijn van een document conform het model in bijlage 19ter van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981
  • de buitenlandse onderdanen, echtgenoten van Belgen of onderdanen van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, die in het bezit zijn van een document conform het model in bijlage 15 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 als grensarbeider, zolang deze personen in de Staat waar zij verblijven over een recht op of een machtiging tot verblijf beschikken van meer dan 90 dagen
  • de buitenlandse onderdanen die houder zijn van een attest van immatriculatie, model A, conform bijlage 4 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, voor zover de houder van dit document behoort tot één van de volgende categorieën:
    1. de personen die het voordeel van een recht op verblijf inroepen op basis van artikel 10 of 10bis van de wet van 15 december 1980, tijdens de periode van onderzoek van de aanvraag tot erkenning van het verblijfsrecht, met uitzondering van familieleden van een student
    2. de personen die in het kader van de strijd tegen de mensenhandel een verblijfsvergunning van minstens 90 dagen hebben ontvangen
    3. de verzoekers om internationale bescherming (= asielaanvragers) die vier maanden na het indienen van hun verzoek om internationale bescherming nog geen betekening hebben ontvangen van de beslissing van het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen tot afwijzing van het verzoek, en met name tot de definitieve beslissing in het kader van een verzoek om internationale bescherming, als bedoeld in artikel 1, § 1, 19° van de wet van 15 december 1980
  • in geval van beroep ingediend bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen en totdat een beslissing wordt betekend door deze laatste, de buitenlandse onderdanen die houder zijn van een document conform het model in bijlage 35 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, voor zover de houder van dit document een persoon is die tot één van de volgende categorieën behoort:
  • de personen die het voordeel inroepen van een recht op verblijf op grond van artikel 40bis of 40ter van de wet van 15 december 1980
  • de personen die het voordeel inroepen van een recht op verblijf op grond van artikel 10 of 10bis van de wet van 15 december 1980, met uitzondering van familieleden van een student
  • de verzoekers om internationale bescherming (= asielaanvragers) die vier maanden na het indienen van hun verzoek om internationale bescherming toelating tot arbeid kregen met toepassing van artikel 18,3°, voor zover voormeld beroep bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen werd ingediend vóór 22 maart 2018
  • de personen die een beroep tot nietigverklaring hebben ingediend tegen een beslissing waarop artikel 17, § 3, en artikel 20, § 1 van het terugtrekkingsakkoord van toepassing zijn
  • de buitenlandse onderdanen die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 4 en artikelen 7 tot 19 van het koninklijk besluit van 2 september 2018, maar die tijdelijk in bezit zijn van een document conform bijlage 15 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, gedurende de periode vóór de afgifte van het verblijfsdocument 

Koninklijk besluit van 2 september 2018 houdende de uitvoering van de wet van 9 mei 2018 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse onderdanen die zich in een specifieke verblijfssituatie bevinden

Gegevens van de Dienst Vreemdelingenzaken
02/488.80.00 (ma di woe en vrijdag van 9u30 tot 12u en van 14u tot 15u, donderdag van 14u tot 16u) 
infodesk@ibz.fgov.be
https://dofi.ibz.be/nl

Gegevens van de FOD Werkgelegenheid 
informatie@werk.belgie.be

 

Terug naar boven