Tegel-, marmer- en natuursteen-activiteiten
Wie tegel-, marmer- en natuursteenactiviteiten wil uitoefenen, moet naast de basiskennis bedrijfsbeheer ook de sectorale beroepsbekwaamheid bewijzen.
Vereisten voor de inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen voor de tegel-, marmer- en natuursteenactiviteiten:
- basiskennis bedrijfsbeheer,
- sectorale beroepsbekwaamheid (met daarbij een module administratieve kennis bouw).
Het ondernemingsloket waar u de (wijziging van de) inschrijving vraagt, gaat na of de onderneming aan de voorwaarden voldoet.
Definitie
Onder de tegel-, marmer- en natuursteenactiviteiten moet worden verstaan:
- het bekleden van vloeren en wanden
- en herstellen van vloeren en wanden
met:
- keramische tegels,
- betonnen tegels,
- natuurstenen tegels,
- marmeren tegels,
- mozaïek,
- elementen van natuursteen of marmer.
De activiteiten hebben rechtstreeks betrekking op het optrekken, herstellen of slopen van een gebouw of op het aanbrengen van een roerend goed in een gebouw zodat het onroerend wordt door incorporatie.
Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder gebouw: onroerend goed, van duurzaam materiaal, bestemd voor:
- bewoning door de mens,
- administratieve doeleinden,
- industriële doeleinden,
- commerciële doeleinden,
- medische doeleinden,
- culturele, sportieve of religieuze doeleinden,
- land- en tuinbouwdoeleinden.
Wie moet de sectorale beroepsbekwaamheid bewijzen?
De personen die de sectorale beroepsbekwaamheid moeten bewijzen zijn dezelfde personen als die welke de basiskennis bedrijfsbeheer moeten bewijzen.
Uitzondering
Volgende activiteiten vallen niet onder de reglementering:
- de werken met betrekking tot leisteen voor zover die werken worden uitgevoerd door ondernemingen die hoofdzakelijk dakdekkers- en waterdichtingsactiviteiten uitoefenen,
- kunstwerken.
Hoe de sectorale beroepsbekwaamheid bewijzen?
De sectorale beroepsbekwaamheid kan op drie manieren bewezen worden:
- een akte: artikel 15 van het koninklijk besluit van 29/1/2007 bepaalt welke akten in aanmerking komen. Voor akten die u niet onmiddellijk terugvindt, kunt u de diplo-databank raadplegen.
- voldoende praktijkervaring: u moet binnen de laatste vijftien jaar een praktijk bewijzen van:
- drie jaar indien u zelfstandige in hoofdberoep was of voltijds en effectief als geschoold arbeider werkte.
- vijf jaar indien u zelfstandige in bijberoep was of deeltijds als geschoold arbeider werkte.
- wie geen geldig diploma of onvoldoende praktijkervaring heeft, kan een examen afleggen bij de Centrale Examencommissie. Het examen handelt over de administratieve kennis vastgelegd in artikel 5, 2° van het KB van 29/1/2007 en over de sectorale beroepsbekwaamheid vastgelegd in artikel 14 van dat KB.
Vrijstelling voor enkele ondernemingen
Enkele ondernemingen moeten de beroepsbekwaamheid niet bewijzen:
- de onderneming die geen kleine of middelgrote onderneming is in de zin van de kmo-programmawet van 10/02/1998,
- de onderneming die geen handels- of ambachtsactiviteiten uitoefent,
- de ondernemingen die ingeschreven waren als handels- of ambachtsonderneming op het moment van het in voege treden van de reglementering (deze datum verschilt van activiteit tot activiteit),
- de overnemer van een bestaande zaak (gedurende één jaar),
- de overlevende echtgenoot van een overleden ondernemingshoofd,
- de overlevende wettelijke samenwonende van een overleden ondernemingshoofd,
- de overlevende partner van een overleden ondernemingshoofd die minstens zes maanden samenwoonde met dat overleden ondernemingshoofd,
- de kinderen van het overleden ondernemingshoofd gedurende een periode van drie jaar,
- ingeval van een vennootschap en voor zover hij/zij benoemd is tot verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur:
- de overlevende echtgenoot van de overleden verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur,
- de overlevende wettelijk samenwonende van de overleden verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur,
- de overlevende partner van de overleden verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur voor zover hij er sinds minstens zes maanden mee samenwoonde.
Onderdanen van een lidstaat
Onderdanen van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (Europese Unie + Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) of Zwitserland kunnen hun in die landen behaalde beroepsbekwaamheid bovendien bewijzen met toepassing van de rechten die hun worden verleend in het kader van de Europese Richtlijn 2005/36 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties zoals omgezet door het koninklijk besluit van 17/8/2007.
Regelgeving
- Koninklijk besluit van 29 januari 2007 betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten van het bouwvak en van de elektrotechniek, alsook van de algemene aanneming
- Besluit van de Brusselse Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 augustus 2007 houdende maatregelen ter omzetting in de interne rechtsorde van Richtlijn 2005/36/EG van 7 september 2005 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de erkenning van beroepskwalificaties