Overslaan en naar de inhoud gaan
Gewestelijke Overheidsdienst Brussel
MijnBEW

Elektrotechnische activiteiten

Wie elektrotechnische activiteiten wil uitoefenen, moet naast de basiskennis bedrijfsbeheer ook de sectorale beroepsbekwaamheid bewijzen.

Vereisten voor de inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen voor de elektrotechnische activiteiten:

Het ondernemingsloket waar u de (wijziging van de) inschrijving vraagt, gaat na of de onderneming aan de voorwaarden voldoet.

Definitie

Onder de elektrotechnische activiteiten moet worden verstaan:

  • het herstellen van elektrische toestellen,
  • het plaatsen en herstellen van alle elektrische installaties voor:

Wie moet de sectorale beroepsbekwaamheid bewijzen?

De personen die de sectorale beroepsbekwaamheid moeten bewijzen zijn dezelfde personen als die welke de basiskennis bedrijfsbeheer moeten bewijzen.

Uitzondering

Volgende activiteiten vallen niet onder de reglementering:

  1. het plaatsen en herstellen van buizen en leidingen voor elektriciteitsvoorziening, zonder het bekabelen noch het aansluiten, indien dit gebeurt door ondernemingen die daarvan hun hoofdactiviteit maken,
  2. het plaatsen en herstellen van fotovoltaïsche panelen, indien dit gebeurt door ondernemingen die dakdekkers- en waterdichtingsactiviteiten uitoefenen, voor zover dit gebeurt zonder ingreep op de elektriciteitsvoorziening,
  3. het herstellen van elektrische toestellen waarvan het vermogen 2 kilowatt niet overschrijdt, door de ondernemingen waarvan de verkoop van elektrische toestellen de hoofdactiviteit is,
  4. het aansluiten van toestellen op een sterkstroominstallatie, indien dit een noodzakelijke dienst na  verkoop is van een onderneming waarvan de hoofdactiviteit de verkoop is van dergelijke toestellen, voor zover die aansluiting kan gebeuren op een bestaand aansluitpunt,
  5. de activiteiten die behoren tot de beroepswerkzaamheid van een installateur-frigorist.

Hoe de sectorale beroepsbekwaamheid bewijzen?

De sectorale beroepsbekwaamheid kan op drie manieren bewezen worden:

  • een akte: artikel 30 van het koninklijk besluit van 29/1/2007 bepaalt welke akten in aanmerking komen. Voor akten die u niet onmiddellijk terugvindt, kunt u de diplo-databank raadplegen.
  • voldoende praktijkervaring: u moet binnen de laatste vijftien jaar een praktijk bewijzen van:
    • drie jaar indien u zelfstandige in hoofdberoep was of voltijds en effectief als geschoold arbeider werkte.
    • vijf jaar indien u zelfstandige in bijberoep was of deeltijds als geschoold arbeider werkte.
  • wie geen geldig diploma of onvoldoende praktijkervaring heeft, kan een examen afleggen bij de Centrale Examencommissie. Het examen handelt over de administratieve kennis vastgelegd in artikel 5, 2° van het KB van 29/1/2007 en over de sectorale beroepsbekwaamheid vastgelegd in artikel 29 van dat KB.

Vrijstelling voor enkele ondernemingen

Enkele ondernemingen moeten de beroepsbekwaamheid niet bewijzen:

  • de onderneming die geen kleine of middelgrote onderneming is in de zin van de kmo-programmawet van 10/02/1998,
  • de onderneming die geen handels- of ambachtsactiviteiten uitoefent,
  • de ondernemingen die ingeschreven waren als handels- of ambachtsonderneming op het moment van het in voege treden van de reglementering (deze datum verschilt van activiteit tot activiteit),
  • de overnemer van een bestaande zaak (gedurende één jaar),
  • de overlevende echtgenoot van een overleden ondernemingshoofd,
  • de overlevende wettelijke samenwonende van een overleden ondernemingshoofd,
  • de overlevende partner van een overleden ondernemingshoofd die minstens zes maanden samenwoonde met dat overleden ondernemingshoofd,
  • de kinderen van het overleden ondernemingshoofd gedurende een periode van drie jaar,
  • ingeval van een vennootschap en voor zover hij/zij benoemd is tot verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur:
    • de overlevende echtgenoot van de overleden verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur,
    • de overlevende wettelijk samenwonende van de overleden verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur,
    • de overlevende partner van de overleden verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur voor zover hij er sinds minstens zes maanden mee samenwoonde.

Onderdanen van een lidstaat

Onderdanen van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (Europese Unie + Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) of Zwitserland kunnen hun in die landen behaalde beroepsbekwaamheid bovendien bewijzen met toepassing van de rechten die hun worden verleend in het kader van de Europese Richtlijn 2005/36 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties zoals omgezet door het koninklijk besluit van 17/8/2007. 

Terug naar boven