Overslaan en naar de inhoud gaan
MijnBEW

Eindafwerkings-activiteiten

Iedereen die wil starten met eindafwerkings activiteiten moet bij de inschrijving bij de Kruispuntbank van Ondernemingen de beroepsbekwaamheid bewijzen.

Wanneer u een bedrijf opricht voor elektrotechnische eindafwerkings activiteiten, moet u zich inschrijven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). Die inschrijving gebeurt via een erkend ondernemingsloket dat nagaat of u over voldoende beroepsbekwaamheid beschikt om het beroep uit te oefenen.

U kunt uw inschrijving bij de Kruispuntbank van Ondernemingen ook wijzigen via een ondernemingsloket.

Definitie

Onder de eindafwerkingsactiviteiten moet worden verstaan:

  1. het bedekken van oppervlakken met verf, vernis of beits om ze te beschermen en te verfraaien,
  2. het plaatsen van behang, schildersdoek en over hun gehele oppervlakte gelijmde soepele bekledingen,
  3. het bedekken van muren en vloeren met soepele bekledingen.

De activiteiten hebben rechtstreeks betrekking op het optrekken, herstellen of slopen van een gebouw of op het aanbrengen van een roerend goed in een gebouw zodat het onroerend wordt door incorporatie.

Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder gebouw: onroerend goed, van duurzaam materiaal, bestemd voor:

  • bewoning door de mens,
  • administratieve doeleinden,
  • industriële doeleinden,
  • commerciële doeleinden,
  • medische doeleinden,
  • culturele, sportieve of religieuze doeleinden,
  • land- en tuinbouwdoeleinden.

Wie moet de sectorale beroepsbekwaamheid bewijzen?

Indien de onderneming een natuurlijke persoon is

Het is bij voorkeur de toekomstige bedrijfsleider die zijn beroepsbekwaamheid moet aantonen. Als dat niet mogelijk is, kan een van volgende personen de beroepsbekwaamheid in zijn/haar plaats bewijzen:

  • de echtgenoot of echtgenote 
  • de wettelijk samenwonende partner 
  • de partner met wie hij/zij sinds minstens zes maand samenwoont 
  • een personeelslid met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur 
  • een zelfstandige helper, die met het zelfstandige ondernemingshoofd verwant is in de eerste, tweede of derde graad en die een verklaring voorlegt van een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen waaruit blijkt hij/zij zelfstandige helper is van het betrokken ondernemingshoofd.

Indien de onderneming een rechtspersoon (vennootschap) is

De persoon die zijn beroepsbekwaamheid moet aantonen is de natuurlijke persoon die het dagelijkse technische beheer van de gereglementeerde activiteiten zal uitoefenen:

  • als orgaan van de rechtspersoon: de zaakvoerder in een besloten vennootschap, een bestuurder of de afgevaardigd bestuurder in een nv, een bestuurder, een bedrijfsleider, een beherend vennoot, …; of
  • als personeelslid met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.

Opmerking

De onderneming voldoet aan de eisen zolang de persoon die beroepsbekwaamheid heeft aangetoond, actief is binnen het bedrijf. Wanneer die persoon de onderneming verlaat, moet de onderneming haar situatie binnen de 6 maanden na dat vertrek regulariseren bij een ondernemingsloket.

Uitzondering

Volgende activiteiten vallen niet onder de reglementering: de werken in het kader van publiciteit en toneeldecor.

Hoe de sectorale beroepsbekwaamheid bewijzen?

De sectorale beroepsbekwaamheid kan op drie manieren bewezen worden:

  • een akte: artikel 24 van het koninklijk besluit van 29/1/2007 bepaalt welke akten in aanmerking komen. Voor akten die u niet onmiddellijk terugvindt, kunt u de diplo-databank raadplegen.
  • voldoende praktijkervaring: u moet binnen de laatste vijftien jaar een praktijk bewijzen van:
    • drie jaar indien u zelfstandige in hoofdberoep was of voltijds en effectief als geschoold arbeider werkte.
    • vijf jaar indien u zelfstandige in bijberoep was of deeltijds als geschoold arbeider werkte.
  • wie geen geldig diploma of onvoldoende praktijkervaring heeft, kan een examen afleggen bij de Centrale Examencommissie. Het examen handelt over de administratieve kennis vastgelegd in artikel 5, 2° van het KB van 29/1/2007 en over de sectorale beroepsbekwaamheid vastgelegd in artikel 23 van dat KB.

Vrijstelling voor enkele ondernemingen

Enkele ondernemingen moeten de beroepsbekwaamheid niet bewijzen:

  • de ondernemingen die geen kleine of middelgrote ondernemingen zijn in de zin van de kmo-programmawet van 10/02/1998,
  • verenigingen en stichtingen, 
  • de ondernemingen die ingeschreven waren als handels- of ambachtsonderneming op het moment van het in voege treden van de reglementering (deze datum verschilt van activiteit tot activiteit),
  • de overnemer van bestaande ondernemingen (gedurende één jaar),
  • de overlevende echtgenoot van een overleden ondernemingshoofd,
  • de overlevende wettelijke samenwonende van een overleden ondernemingshoofd,
  • de overlevende partner van een overleden ondernemingshoofd die minstens zes maanden samenwoonde met dat overleden ondernemingshoofd,
  • de kinderen van het overleden ondernemingshoofd gedurende een periode van drie jaar,
  • ingeval van een vennootschap en voor zover hij/zij benoemd is tot verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur:
    • de overlevende echtgenoot van de overleden verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur,
    • de overlevende wettelijk samenwonende van de overleden verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur,
    • de overlevende partner van de overleden verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur voor zover hij er sinds minstens zes maanden mee samenwoonde.

Onderdanen van een lidstaat

Onderdanen van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (Europese Unie + Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) of Zwitserland kunnen hun in die landen behaalde beroepsbekwaamheid bovendien bewijzen met toepassing van de rechten die hun worden verleend in het kader van de Europese Richtlijn 2005/36 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties zoals omgezet door het koninklijk besluit van 17/8/2007. 

Terug naar boven