Overslaan en naar de inhoud gaan
MijnBEW

Beroepsbekwaam-heid voor brood-en banketbakker

Iedereen die wil starten met een bakkerij-patisserie moet bij de inschrijving bij de Kruispuntbank van Ondernemingen de beroepsbekwaamheid bewijzen.

 

Wanneer u een bedrijf opricht als brood- en banketbakker, moet u zich inschrijven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO). Die inschrijving gebeurt via een erkend ondernemingsloket dat nagaat of u over voldoende beroepsbekwaamheid beschikt om het beroep uit te oefenen.

U kunt uw inschrijving bij de Kruispuntbank van Ondernemingen ook wijzigen via een ondernemingsloket.

Definitie

Onder de activiteit van de brood- en banketbakker moet worden verstaan: hij of zij die gewoonlijk en zelfstandig voor rekening van derden één van volgende producten bereidt:

  • broodproducten,
  • bakkerijproducten,
  • bepaalde banketbakkerijproducten, namelijk:
    • producten op basis van soezenbeslag en bladerdeeg,
    • schuimgebakjes,
    • diverse vetdegen,
    • biscuit- en cakebeslagsoorten,
    • petits fours,
    • taarten en taartjes,
    • gebak.

Wie moet de sectorale beroepsbekwaamheid bewijzen?

Indien de onderneming een natuurlijke persoon is

Het is bij voorkeur de toekomstige bedrijfsleider die zijn beroepsbekwaamheid moet aantonen. Als dat niet mogelijk is, kan een van volgende personen de beroepsbekwaamheid in zijn/haar plaats bewijzen:

  • de echtgenoot of echtgenote 
  • de wettelijk samenwonende partner 
  • de partner met wie hij/zij sinds minstens zes maand samenwoont 
  • een personeelslid met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur 
  • een zelfstandige helper, die met het zelfstandige ondernemingshoofd verwant is in de eerste, tweede of derde graad en die een verklaring voorlegt van een sociale verzekeringskas voor zelfstandigen waaruit blijkt hij/zij zelfstandige helper is van het betrokken ondernemingshoofd.

Indien de onderneming een rechtspersoon (vennootschap) is

De persoon die zijn beroepsbekwaamheid moet aantonen is de natuurlijke persoon die het dagelijkse technische beheer van de gereglementeerde activiteiten zal uitoefenen:

  • als orgaan van de rechtspersoon: de zaakvoerder in een besloten vennootschap, een bestuurder of de afgevaardigd bestuurder in een nv, een bestuurder, een bedrijfsleider, een beherend vennoot, …; of
  • als personeelslid met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur.

Opmerking

De onderneming voldoet aan de eisen zolang de persoon die beroepsbekwaamheid heeft aangetoond, actief is binnen het bedrijf. Wanneer die persoon de onderneming 

Hoe de sectorale beroepsbekwaamheid bewijzen?

De sectorale beroepsbekwaamheid kan op drie manieren bewezen worden:

  • een akte: artikel 5 van het koninklijk besluit van 14/1/1993 bepaalt welke akten in aanmerking komen. Voor akten die er niet vermeld staan, kunt u de diplo-databank raadplegen.
  • voldoende praktijkervaring: u moet minstens vijf jaar beroepspraktijk bewijzen over de laatste tien jaar. De aanvangsdatum van die praktijk mag buiten de laatste tien jaar vallen. Als het een ononderbroken beroepsactiviteit betreft, mag ze buiten de laatste tien jaar gestart zijn op voorwaarde dat de praktijk binnen deze periode eindigt
  • wie geen geldig diploma noch voldoende praktijkervaring heeft, kan een examen over de beroepsbekwaamheid voor de beoogde activiteit afleggen. Het examen heeft betrekking op de kennis die vermeld staat in het artikel 4 van het  KB van 14/1/1993.

Om uit te maken of het diploma of de beroepservaring volstaan als bewijs van de basiskennis bedrijfsbeheer of de beroepsbekwaamheid, zijn de erkende ondernemingsloketten bevoegd.

Vrijstelling voor enkele ondernemingen

Enkele ondernemingen moeten de beroepsbekwaamheid niet bewijzen:

  • de onderneming die geen kleine of middelgrote onderneming is in de zin van de kmo-programmawet van 10/02/1998,
  • de onderneming die geen handels- of ambachtsactiviteiten uitoefent,
  • de ondernemingen die ingeschreven waren als handels- of ambachtsonderneming op het moment van het in voege treden van de reglementering (deze datum verschilt van activiteit tot activiteit),
  • de overnemer van een bestaande zaak (gedurende één jaar),
  • de overlevende echtgenoot van een overleden ondernemingshoofd,
  • de overlevende wettelijke samenwonende van een overleden ondernemingshoofd,
  • de overlevende partner van een overleden ondernemingshoofd die minstens zes maanden samenwoonde met dat overleden ondernemingshoofd,
  • de kinderen van het overleden ondernemingshoofd gedurende een periode van drie jaar,
  • ingeval van een vennootschap en voor zover hij/zij benoemd is tot verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur:
    • de overlevende echtgenoot van de overleden verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur,
    • de overlevende wettelijk samenwonende van de overleden verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur,
    • de overlevende partner van de overleden verantwoordelijke voor het dagelijkse bestuur voor zover hij er sinds minstens zes maanden mee samenwoonde.

Onderdanen van een lidstaat

Onderdanen van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (Europese Unie + Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) of Zwitserland kunnen hun in die landen behaalde beroepsbekwaamheid bovendien bewijzen met toepassing van de rechten die hun worden verleend in het kader van de Europese Richtlijn 2005/36 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties zoals omgezet door het koninklijk besluit van 17/8/2007. 

Productie van bioproducten

Terug naar boven